Es war, als hätt der Himmel die Erde still geküßt

Uitgevoerd op:

zaterdag 11 juni 2016 – Kapel onder de bogen, Dekkerswald Groesbeek

Programma:

Es war als hätt der Himmel die Erde still gekuesstTwee verschillende sferen, aarde en hemel, natuur en bovennatuur, elk met hun eigen aspecten, hebben die ook iets gemeenschappelijks? Jazeker, in de muziekwerken in dit programma heeft de sterfelijke en dolende mens met beide te maken. Die mens ziet met vertrouwen het hiernamaals tegemoet (Bach) of voelt zich juist een verlorene, bedreigd en onzeker (Schumann).

Twee verschillende koren, Het Nijmeegs Kamerkoor en Maqam, elk met hun eigen dirigente, hebben die ook iets gemeenschappelijks? Jazeker, de muziekwerken in dit programma brengen we eerst gezamenlijk (tweekorige stukken) en daarna ieder apart (eenkorige stukken). Maar we besluiten het concert met eenkorige werken die we als één groot verenigd koor laten horen.

Tweekorig zingen we Bachs begrafenismotet “Der Geist hilft”, waaruit vertrouwen spreekt in de Geest die de mensen zal verlossen. Ook Mendelssohns zetting van psalm 2 “Warum toben die Heiden?” wijst een weg uit aardse ellende.
Schumann echter twijfelt in “An die Sterne” of de sterren die hem toestralen wel betrouwbaar zijn, en in “Ungewisses Licht” schildert hij een duistere, bedreigende natuur. Is het lichtje dat de vluchtende mens in de stormnacht uiteindelijk ontwaart nu de liefde, of de dood?

Maqam laat Schumanns impressie horen van geheimzinnige zigeuners, die magisch dansen in het nachtelijke woud, verbannen uit hun vaderland dat ze slechts in dromen zien. Het Nijmeegs Kamerkoor brengt dan vier liederen van Distler, die gemengde gevoelens over het aardse bestaan oproepen. In “Vorspruch” komt alleen de muziek uit de hemel, al het aardse vervliegt. In “Ein Stündlein wohl vor tag” is de zwaluw ook niet zo idyllisch, want hij vertelt juist over de ontrouw van de beminde. Alleen in “Wanderlied” is de natuur een lustoord om de stadse zorgen te vergeten. In “Denk’ es, o Seele” echter zullen dennenbomen en rozen slechts op het aanstaande graf van de aangesprokene bloeien. Maqam laat horen hoe Zweers in “Avondlicht” het hemellicht over de aarde laat schijnen, maar de fraaie zonsondergang is ook een metafoor voor het sterven.

Gezamenlijk zingen we vijf liederen van Brahms, die ook vol natuurtaferelen zitten, en weemoed en weltschmerz oproepen. Ongelukkige liefde (Nachtwache I), vrede bij dageraad (of de dood? de lampen doven, je hoort engelen…) in Nachtwache II, vallende bladeren (Letztes Glück), verloren jeugd (Verlorene Jugend) en tranen in de herfst (Im Herbst). We besluiten het concert met Rheinbergers zesstemmige motet “Abendlied”, met de bede “Bleib bei uns, denn es wird Abend werden, und der Tag hat sich geneiget”. De zon gaat onder, de hemel kust de aarde zacht, en wij mensen zitten daar tussenin.